Stan Kenton
Zeg big band, dan zeg je Stan Kenton. Van zijn “Progressive Jazz Orchestra” tot het enorme “Innovations in Modern Music Orchestra”. Maar hoe vaak hoor je nog muziek van deze Amerikaanse jazzgigant in de concertzalen? Veel te weinig, terwijl Kenton op het gebied van big band muziek baanbrekend werk heeft verricht.
Het Brabants Jazz Orkest presenteert een totaalprogramma rond Stan Kenton.
Een bijzonder Kenton-optreden was het optreden in het museum Speelklok tot Pierement: een echte wereldpremiere, want hbJAZZo speelde samen met het levensgrote Kermisorgel De Schuyt!
Pianist, arrangeur en bandleider Stan Kenton (1911-1979) was een van de grote vernieuwers in de geschiedenis van de big band.
Nadat hij als pianist en arrangeur voor diverse dans- en theaterbands had gewerkt in de dertiger jaren startte Stan Kenton in 1941 zijn eigen 14-mans big band, “the Artistry in Rhythm Orchestra” genaamd. Meteen trok zijn band de aandacht door zijn “grote geluid” en acurate uitvoering.
Vanaf 1945, toen Pete Rugolo de vaste arrangeur werd van Kenton, beheerste zijn band de populariteits polls. In 1949 trad Kenton op in Carnagie Hall met een 20-mansformatie met “progressive Jazz”, een stroming die vanuit de Jazz traditie aansluiting zocht bij de serieuze moderne muziek, zoals Strawinsky dat in omgekeerde richting deed.
Na een korte periode van rust keerde Kenton in 1950 terug met een 43-mansformatie, “Innovations in Modern Music Orchestra” geheten, met strijkers en een uitgebreide blazerssectie. Uit deze periode stamt de opname “City of Glass”, een modern, bij tijd en wijle atonaal muziekstuk van Bob Graettinger. Nadat deze band mede door de hoge kosten was ontbonden keerde Kenton terug met meer conventionele orkesten.
Naast vernieuwer van big band muziek heeft Kenton ook jazzonderricht altijd hoog in het vaandel gehad. In 1959 begon hij met jazz-clinics (Kenton Clinics) op diverse universiteiten in de Verenigde Staten. Zijn jazzonderricht wordt door velen gezien als zijn belangrijkste bijdrage aan de jazz. Zijn invloed is heden ten dage nog waar te nemen op de Amerikaanse Universiteiten. In deze periode bleef hij opnames maken (zijn albums “West Side Story” en “Adventures in Jazz” ontvingen Grammy Awards).
In 1965 richtte Kenton weer een bijzonder orkest op, het Los Angeles Neophonic Orchestra, met symfonische aspiraties, waarmee hij onder andere het jazzpianoconcert van Gulda en getranscribeerde werken van Wagner uitvoerde.
Vanaf 1970 had Kenton een eigen platenlabel en muziekuitgeverij waarmee hij zijn eigen muziek probeerde te promoten.
Een van de kwaliteiten van Kenton is ongetwijfeld dat het hem lukte om grote namen bij elkaar te brengen in een band, waarbij zijn eigen niet geringe talent als pianist en arrangeur werd overschaduwd door namen als arrangeurs Pete Rugolo, Shorty Rogers, Gerry Mulligan, Neal Hefti en Bill Russo, jazzsolisten als Lee Konitz, Art Pepper, Stan Getz, Zoot Sims, Maynard Ferguson, Kai Winding en Frank Rosolino.
Kenton heeft zijn sporen nagelaten in de jazzgeschiedenis. De opmerking dat een muziekstuk “Kentoniaans” is, betekent dat het zwaar georkestreerd met veel clusterakkoorden is, tegen het pompeuze aan. Kenton was ambitieus. Wellicht het beste voorbeeld daarvan is zijn compositie met de titel “Concerto to End All Concerto’s”. Ook zijn streven om een brug te slaan tussen jazz en hedendaagse muziek maken hem tot een belangrijk figuur in de hele geschiedenis van jazz.